Er werd voor de personeelsleden van het lokaal bestuur een policy voor occasioneel thuiswerk opgemaakt. Aan de raad voor maatschappelijk welzijn wordt gevraagd het voorstel policy occasioneel thuiswerk goed te keuren.
Naar aanleiding van de huidige coronapandemie tijdens de voorbije 2 jaren werd in onze maatschappij volop ingezet op telewerk en thuiswerk.
Veel lokale en provinciale besturen kregen voor de 1ste keer op grote schaal te maken met deze nieuwe werkvorm. Een combinatie van telewerk met ‘traditioneel’ bureauwerk bewees zijn nut en is een actueel thema in de publieke sector om dit na de coronapandemie ook verder te zetten.
In tegenstelling tot de private sector, zijn de lokale en provinciale besturen niet gebonden aan collectieve arbeidsovereenkomsten of wetgeving over occasioneel telewerk zoals CAO nr. 85 en de wet van 5 maart 2017 betreffende werkbaar en wendbaar werk.
Lokale besturen dienen een eigen telewerkkader op te stellen. Dit kan naar eigen noden dankzij het principe van de lokale autonomie. Men dient hierbij wel rekening te houden met de hogere regelgeving en de dwingende bepalingen.
In bijlage werd een voorstel policy occasioneel thuiswerk opgenomen.
Voorstel policy thuiswerk occasioneel.
Verslag HOC-BOC d.d. 07.03.2022.
De wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motiveringsplicht van bestuurshandelingen, BS 12.09.1991 zoals gewijzigd tot op heden;
Het bestuursdecreet van 07 december 2018, B.S. 11.01.2019, inzonderheid titel II;
De wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel, B.S. 24.12.1974, zoals gewijzigd tot op heden;
Het koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel, B.S. 20.10.1984;
Het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017, B.S. 23.12.2018, zoals gewijzigd tot op heden, inzonderheid artikel 40, artikel 186, artikel 286,§1,2°, artikel 286,§2,2°, artikel 287, artikel 288 en artikels 330 tot en met 334;
Het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2007 houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie, de rechtspositieregeling en het mandaatstelsel van het gemeentepersoneel en het provinciepersoneel en houdende enkele bepalingen betreffende de rechtspositie van de secretaris en de ontvanger van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn [Rechtspositieregeling – Rechtspositiebesluit - BVR RPR G], (B.S. 24.12.2007), zoals gewijzigd tot op heden;
Het besluit van de Vlaamse Regering van 12 november 2010 houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie en het mandaatstelsel van het personeel van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en houdende de minimale voorwaarden voor sommige aspecten van de rechtspositieregeling van bepaalde personeelsgroepen van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn [BVR RPR O], (B.S. 03.12.2010), zoals gewijzigd tot op heden;
De rechtspositieregeling, het arbeidsreglement zoals vastgesteld door de gemeenteraad en de raad voor maatschappelijk welzijn d.d. 08.09.2020.
Art.1.
De raad voor maatschappelijk welzijn beslist om het voorstel occasioneel thuiswerk zoals in bijlage opgenomen goed te keuren.